Altijd als ik me een beetje 'down' voel, weet ik precies wat me te doen staat: een van mijn veelgelezen Casper en Hobbes- stripboeken uit de kast pakken. Er is geen beter medicijn tegen melancholie dan de ongeremde levenslust en ongebreidelde fantasie van de zesjarige Casper, of de bedaarde levenswijsheid en prikkelende humor van zijn trouwe tijger Hobbes. Volgens mij heb ik op deze blog nog niet veel citaten uit Casper en Hobbes gebruikt, maar wat niet is kan nog komen. Want het is niet voor niks dat ik deze stripverhalen zo waardeer. Casper mag dan zes jaar oud zijn, hij heeft het vocabulaire van een academicus (en voor zover jullie het nog niet wisten, ik heb ook een voorkeur voor het gebruik van lange, liefst archaische woorden en meanderende volzinnen). Bovendien heeft hij een verbeelding die de mijne minstens evenaart. Of hij nu de rol aanneemt van Stupendous Man (de verdediger van de vrijheid), Spaceman Spiff (de veroveraar van de kosmos) of Tracer Bullet (Privé detective), of dat hij zich vermaakt met een enkele kartonnen doos: zijn avonturen zijn altijd uitermate fascinerend. En ook daarin lijk ik op Casper. Mijn broers plagen mij er nog steeds mee hoe ik als kleine jongen naar de basisschool liep: zwaaiend met imaginaire geweren, in de bosjes springend om een niet-aanwezige tegenstander te ontwijken, compleet ondergedompeld in mijn eigen wereld. Ik beleefde de wildste avonturen, vocht zij aan zij met mijn favoriete tekenfilmhelden en verzon nieuwe soorten dinosaurussen en aquariumvissen (waarbij ik natuurlijk de trotse ontdekker was). De strips van Bill Watterson roepen bij mij ook echt verlangen op. Hij tekent dinosaurussen die zo van de bladzijde af lijken te springen en ontzagwekkende buitenaardse landschappen onder geringde planeten en dubbelsterren: diepe kraters, brede ravijnen en bizarre buitenaardse wezens. En alles met duidelijke liefde getekend. In deze tekeningen zit echte schoonheid. Voor Casper is zijn fantasie een uitvlucht, een ontsnapping aan het leven dat zich aan hem opdringt: ouders die hem niet begrijpen, klasgenootjes die hem pesten, en Susie Derkins: een meisje! (Hij heeft duidelijk nog niet het stadium bereikt waarin die ophouden 'vreemd' te zijn). Oh, en niet te vergeten: zijn babysitter. Als ik herinnerd wil worden aan het diepe verlangen hoef ik maaar door een Casper en Hobbes bundel te bladeren. Het is erg jammer dat Watterson er meer dan tien jaar geleden mee gestopt is. Maar dat maakt de strips die er zijn des te meer bijzonder. Books and Culture (een christelijk tijdschrift uit de VS, onderdeel van Christianity Today) wijdde een artikel aan de verzamelde strips van Casper en Hobbes. Ik kan het er volledig mee eens zijn.
(P.S. er is natuurlijk een groot verschil tussen Casper en mij: ik was nooit zo ondeugend en wild. Maar verder...)
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
1 comment:
Er zijn twee gelegenheden waarbij de heilige schoonheid van de schepping duizelingwekkend in het oog springt, en ze doen zich tegelijkertijd voor. De ene is wannneer we onze sterfelijke ontoereikendheid ten opzichte van de wereld inzien, en de andere wanneer we de sterfelijke ontoereikendheid van de wereld ten opzichte van ons zien. Augustinus zegt dat de Heer ieder van ons liefheeft als een enig kind en dat moet wel zo zijn. God de Heer, wist de tranen van alle gezichten. Het neemt niets weg van de schoonheid van dat vers als ik zeg dat dat nu precies is wat wij nodig hebben.
Ik kijk uit naar je blog over Gilead!
mvg
Jaap
Post a Comment